Belevenissen van twee B&B eigenaren in de Algarve
Water in de Algarve
Het schoonmaken van de watertanks
EEN VAN DIE KLUSSEN WAAR JE NIET ONDERUIT KOMT …
“The rime of the Ancient Mariner” van Samuel Taylor Coleridge (1834) zitten in mijn brein gegrift.
“Water, water, every where,
And all the boards did shrink;
Water, water, every where,
Nor any drop to drink. “
Ik ben helemaal niet dichterlijk aangelegd en ik ben niet gesofisticeerd genoeg voor poëzie vrees ik, dus hoe mijnheer Berkhout het voor elkaar heeft gekregen; géén idee! Maar toen ik tot aan mijn covid-flubber-dijen (een probleempje voor een ander Blog) in de watertank stond met een waterspuit en een bezem, zong dit door mijn hoofd.
Water is een “dingetje” in de Algarve. Toen we hier kwamen wonen, ongeveer 10 jaar geleden, is ons verzekerd dat het terrein een aansluiting had op het publieke waterleidingnet. De mail van de advocaat hangt bijna ingelijst boven mijn bed. Dat was een “foutje-bedankt”. Iedereen die hier ooit is geweest weet, dat we geen waterleiding hebben. Wij hebben een zogenaamde boorput of furo (spreek uit foeroe) in het Portugees. De advocaat kwam er overigens mee weg. Dat zou haar nu niet meer lukken bij deze twee pitbulls. Maar dat terzijde.
Water in de Algarve is schaars. Gelukkig hebben we bij B&B Cas al Cubo in onze boorput voldoende water voor de tuin en onze gasten, dus we zitten tot nu toe nooit zonder. Het water dat we oppompen is niet helemaal helder. Eigenlijk is het “Hollands oranje”. Daarom hebben we een heel systeem aangelegd, om ervoor te zorgen dat we schoon water het huis binnen krijgen. Een deel van dat water zuiveren we in de keuken nog verder (osmose) om er ook drinkwater van te maken.
Om schoon water over te houden, is aan het begin van het proces een decanteer systeem aangelegd. Het grondwater bevat een hele fijne rode klei, die uit het water moet worden gehaald voordat we het verder gebruiken. Het eerste boorwater komt daarom terecht in twee grote opslagtanks, waar het 24 uur “rust”. Dat geeft de kleideeltjes de kans om naar de bodem te zakken.
Het gevolg daarvan is, dat na een aantal jaar de bodem van de tanks verzadigd is met een laag fijne klei. Die moet er natuurlijk af en toe uit worden gehaald en de tanks moeten schoongespoten aan de binnenkant. Deze lange inleiding leidt tot onze tank-klus.
De dag begint met het bellen van Mario. Die zou met zijn tractor en tank met super-slurpende-klei-zuiger eigenlijk al een dag eerder komen, en daarna ´s morgens om 09:00 uur. Op dag 1 hadden we regenbuien en een Portugees smelt nogal snel. Mario komt uiteindelijk op dag twee om een uur of half twaalf het terrein op. Nadat ik hem drie keer heb gebeld, dat wel. Eerst vanaf mijn normale telefoonnummer (wordt niet opgenomen) en één keer vanaf een andere lijn (heeeee, hij neemt op; gefópt!). We worden er al niet eens meer geïrriteerd van. Zo werkt het hier nou eenmaal. Het is overig
ens een schatje hoor, onze Mario.
In de weken voorafgaand aan de klus, hebben we het vullen van de tanks al stopgezet dus er staat per tank nog ongeveer 2000 liter water in. Ik slaap al een paar nachten slecht want ik weet: ik móet de tank in. Ik ben zo claustrofobisch als de pest, dus als ik de ladder in de eerste tank laat zakken, begint t mij dun door de broek te klotsen. Met een stalen gezicht daal ik af. Ik ben per slot van rekening geen watje … toch? Het is heet daarbinnen en het water dat er nog in staat is warm. Ik land griezelend in een pis-lauw en glibberig kleibadje. De laag smurrie komt tot aan mijn knieën en het water tot kruishoogte, dus dat valt mee. Het middel blijft (nog) droog.
IN DE PRUT ..
Voor de goede orde en vooral om die arme Mario niet teveel in verwarring te brengen, heb ik een keurige short aangetrokken. Normaal zou ik het in mijn onderbroek doen en die daarna wegmikken. Daar is geen eer meer aan te behalen na deze klus. De short is ook binnen tien seconden niet “keurig” meer. Enfin, als hij Mario maar op t rechte pad houdt tijdens deze “miss-wet-watertank-verkiezingen”.
Een enorme inflexibele stofzuigerslang wordt naar beneden geschoven en glijdend over de spekgladde bodem breng ik de klei in beweging zodat die, opgelost in het water, kan worden opgezogen. Tegelijkertijd maak ik met een borstel en waterspuit de wanden schoon, zodat al de aangekoekte rode-klei-laagje ook daar wordt weggehaald. Nooit geweten dat ik zó lenig ben. Mijn rug het daar volledig mee eens; met dat niet-lenig zijn: au!
In no-time zit ik ónder de prut en ben ik dus doorweekt. Kathleen hangt boven op de tank en geeft bezems en waterspuiten aan en is “behulpzaam” met advies. Wat is het toch een smérige klus! Dat terwijl de klei eigenlijk heel schoon is. Het is afkomstig van 160 meter diepte en als dusdanig niet door menselijk – en grondvuil besmet. Bovendien fungeert het als filter voor het opgepompte water. Maar toch.
Na drie tanks ben ik gesloopt, kunnen de tanks er weer twee jaar tegenaan en lacht Mario iedere keer wanneer ik weer uit mijn privé-zwemgevangenis opduik nèt ietsje breder. Gelukkig zijn er geen spiegels in de buurt. De klus is weer geklaard. Het opgeslurpte water laten we weglopen over het terrein; het is per slot van rekening schoon water. Tijd voor een dutje; ik ben gesloopt!
NB: Inmiddels heeft de afgelopen nacht de boorgat pomp ook haar werk weer gedaan en hebben we 13.000 liter vers oranjerood water in de Algarve opgepompt. Die bezinken nu 48 uur in de eerste twee tanks. Het systeem is weer op gang.
Deze klus blijft me altijd net zo lang bij als het gedicht van mijnheer Berkhout; de herinnering slijt nooit, maar we hebben weer de beschikking over “water, water every where”; dat is van levensbelang!